Zephyrnet-logo

Disciplinaire beslissing tegen geregistreerde advocaat een herinnering aan het belang van duidelijke communicatie en het bijhouden van gegevens

Datum:

Achtervolging

In juli heeft het Trans-Tasman IP Attorneys Disciplinary Tribunal (“het Tribunaal’) heeft een beslissing genomen met betrekking tot een klacht over een geregistreerde advocaat (‘de advocaat’) door een klant (‘de cliënt’), waarop de Trans-Tasman IP Attorneys Board (TTIPAB, ook bekend als ‘het bord') startte een tuchtprocedure, waarbij negen aanklachten tegen de advocaat werden ingediend. De De volledige uitspraak van het Tribunaal vindt u hier [PDF, 364kB]terwijl een afzonderlijke uitspraak over de op te leggen sancties vindt u hier [PDF, 223kB].  Deze beslissing is in een aantal opzichten een ‘primeur’. Het is de eerste keer dat het Tribunaal zitting heeft als panel van drie leden (in plaats van als één beslisser). Het is ook de eerste keer dat er een aanklacht wordt ingediend tegen een advocaat op grond van de wet Gedragscode voor Trans-Tasman octrooi- en merkenadvocaten 2018 ('Gedragscode’). Verwijzing naar specifieke bepalingen van de Gedragscode heeft ertoe geleid dat de tenlastelegging een duidelijkere basis en grotere nauwkeurigheid heeft dan in eerdere tuchtprocedures het geval kan zijn geweest.

Er zitten in deze beslissing drie belangrijke boodschappen – of, zo mag je hopen, herinneringen – voor geregistreerde trans-Tasman-octrooigemachtigden.

In de eerste plaats geldt de verplichting van een advocaat om ‘aan een cliënt alle informatie bekend te maken waarvan de geregistreerde advocaat op de hoogte is en die van materieel belang is voor de werkzaamheden die voor de cliënt worden verricht’ (paragraaf 17 van het Gedragscode) strekt zich uit tot informatie over de stand van het recht. In dit geval was de advocaat verplicht de cliënt te informeren over de moeilijkheden die inherent zijn aan het verkrijgen van octrooien voor bedrijfsmethoden (al dan niet geïmplementeerd met behulp van computertechnologie), en over de vereiste om voldoende openbaar te maken van een geclaimde uitvinding, samen met de mogelijke nadelige gevolgen ervan. gevolgen als u dit niet doet. De advocaat bleek aan de eerste van deze twee verplichtingen te hebben voldaan, maar niet aan de tweede.

In de tweede plaats is de verplichting van advocaten om ‘over de juiste bekwaamheid te beschikken’ en om de werkzaamheden die zij verrichten ‘met de nodige vaardigheid en zorg’ uit te voeren (paragraaf 14 van het Gedragscode) omvat het ‘adequaat en naar behoren adviseren’ van een cliënt over verwachte juridische risico’s of moeilijkheden die zich kunnen voordoen bij het verkrijgen van IE-rechten. Nauw verwant aan het eerste punt hierboven was de advocaat in dit geval verplicht de cliënt naar behoren te informeren over het aanzienlijke risico dat een octrooiaanvraag gericht op een bedrijfsmethode zou worden afgewezen, en over de risico's die gepaard gaan met het niet voldoende openbaar maken van de een geclaimde uitvinding in een octrooiaanvraag. Hier bleek dat de advocaat aan geen van deze twee verplichtingen had voldaan.

In de derde plaats is de verplichting van een advocaat om ‘normen voor de beroepsuitoefening als octrooigemachtigde te handhaven … die hoffelijk, ethisch en goed geïnformeerd zijn’ (paragraaf 13, lid 2, van het Verdrag) Gedragscode) omvat het correct bijhouden van gegevens. In dit geval was de advocaat verplicht het advies dat aan de cliënt was uitgebracht, al dan niet op schrift, adequaat te documenteren. De advocaat is op dit punt in gebreke gebleven met betrekking tot het advies dat hij heeft uitgebracht met betrekking tot twee in opdracht van de cliënt opgestelde octrooispecificaties.

Ik raad alle geregistreerde en toekomstige trans-Tasman-octrooigemachtigden aan de volledige beslissing te lezen. Het is een eer voor de beroepsgroep dat er maar weinig disciplinaire procedures plaatsvinden, maar dit maakt de zeldzame beslissingen die we wel hebben des te belangrijker. Wat volgt is mijn eigen overzicht en commentaar.

Achtergrond – het bedrijfsidee van de cliënt en de strategie van de advocaat

De tenlasteleggingen die het College uiteindelijk tegen de advocaat heeft ingediend, hadden betrekking op drie aspecten van de werkzaamheden die ten behoeve van de cliënt zijn verricht: het adviseren over de bescherming van een bedrijfsidee (‘het idee’); en het opstellen van twee octrooispecificaties (‘de eerste specificatie"En"de tweede specificatie').

De cliënt heeft de advocaat in eerste instantie benaderd met de mededeling Het idee, namelijk een bedrijf gebaseerd op het concept van een ‘drijvend pensioendorp’. Dit zou de vorm aannemen van een cruiseschip dat is opgezet om te functioneren als een pensioen- en cruisefaciliteit waarin klanten het recht op individuele hutten kopen. De opdrachtgever vroeg advies over de vraag of het bedrijf bescherming kon krijgen voor zijn intellectuele eigendom in dit idee, alvorens verschillende ontwikkelingsactiviteiten aan te gaan, waaronder gesprekken en onderhandelingen met betrekking tot de aanschaf en inrichting van een geschikt cruiseschip.

Uit de feiten van de zaak blijkt dat de advocaat al vroeg inzag dat het moeilijk was een octrooi te verkrijgen ter bescherming van het basisidee, dat kennelijk een bedrijfsplan is. De advocaat adviseerde daarom om octrooispecificaties op te stellen voor twee verschillende toekomstige uitvindingen:

  1. structurele aspecten van de pensioen- en cruisefaciliteit, d.w.z. aanpassingen aan bestaande mechanische systemen van een cruiseschip (zoals water, riolering en ventilatie) die er specifiek op gericht zijn het geschikt te maken voor gebruik als residentiële pensioenvoorziening voor lage tot middelzware zorg (de Eerste specificatie getiteld ‘Permanente pensioen- en cruisefaciliteit’); En

  2. de (zakelijke) methode voor het uitgeven van eigendomstitels aan individuele hutten die zijn gekocht door toekomstige bewoners van een combinatie van een cruiseschip en een woonpensioenvoorziening, inclusief de mogelijkheid dat deze methode wordt geïmplementeerd met behulp van een of andere vorm van computertechnologie (de Tweede specificatie getiteld ‘Systeem van individueel eigendom in een woonpensioenvoorziening voor hybride oceaancruisers’).

Uit het bewijsmateriaal beschreven in de beslissing van het Tribunaal leid ik af dat het de advocaat was die de cliënt aanmoedigde om eventuele unieke structurele wijzigingen in overweging te nemen die nodig zouden kunnen zijn ter ondersteuning van de uitvinding waarop in de Eerste Specificatie aanspraak wordt gemaakt. De tweede specificatie zou meer hebben geleken op het oorspronkelijke idee van de klant, maar het lijkt erop dat het opnieuw de advocaat is geweest die de elementen van de computerimplementatie heeft verwerkt. In beide gevallen weerspiegelt dit vermoedelijk de erkenning van de advocaat dat de vooruitzichten op het verkrijgen van een patent voor een ‘pure’ bedrijfsmethode, zonder enige technologische innovatie, in elk belangrijk rechtsgebied nihil zouden zijn.

Met betrekking tot de structurele wijzigingen heeft de advocaat de cliënt (meerdere malen) verzocht aanvullende technische details te verstrekken over de precieze vorm van deze wijzigingen. Dit is belangrijk omdat de in de Eerste Specificatie geclaimde uitvinding beweerde te steunen op de wijzigingen, vermoedelijk voor zowel het onderwerp als de uitvinderswerkzaamheid. De beschrijving zou daarom voldoende details moeten bevatten om een ​​mogelijk makende onthulling van deze uitvinding te verschaffen, ter voldoening van s 40(1) van de Octrooiwet 1990. (Deze, of gelijkwaardige vereisten, zouden ook van toepassing zijn op eventuele verdere octrooiaanvragen die in Australië en/of andere rechtsgebieden worden ingediend.)

De gevraagde gegevens zijn nooit verstrekt en daarom ook niet opgenomen in het concept van de Eerste Specificatie dat vervolgens aan de opdrachtgever is opgeleverd.

Oorsprong van de klacht

De klacht van de cliënt bij het Bestuur is uiteindelijk ontstaan ​​omdat deze niet op zoek was naar één, maar twee aanvullende adviezen over de twee specificaties voorafgaand aan de indiening. (Uiteindelijk werd geen van beide aanvragen ooit ingediend.) De verdere adviezen waren unaniem negatief. Beide advocaten die de adviezen verstrekten, waren van mening dat geen van beide specificaties een octrooieerbaar onderwerp claimde, en dat wat werd beschreven duidelijk een bedrijfsmethode of -plan was. Beiden gaven commentaar op de moeilijkheden bij het patenteren van computersoftware.

Op dat moment was de cliënt vermoedelijk van mening dat hij zijn geld bij de oorspronkelijke octrooigemachtigde had verspild, omdat hij onder dreiging van een klacht bij het College terugbetaling eiste. De partner van de advocaat in hun kantoor reageerde op deze eis en stelde dat de ‘aanval’ en ‘dreigde klacht’ van cliënt ongegrond en ‘ergerlijk’ waren. Namens de advocaat werd voorts betoogd dat het doel van de voorgestelde octrooiaanvragen ‘geen middel tot een doel’ was (wat naar mijn mening impliceert dat het primaire doel niet noodzakelijkerwijs het verkrijgen van verleende octrooirechten was), maar eerder het gebruik de lopende aanvragen om 'commerciële' bescherming te bieden tijdens de ontwikkeling van het bedrijf en als 'een doorlopend marketinginstrument voor investeerders'.

De cliënt heeft een klacht ingediend bij het bestuur.

Het Bestuur – Procedure en kosten

Wanneer het College een klacht ontvangt, is het eerste wat het doet een eigen onderzoek instellen om te bepalen of er een procedure bij het Tribunaal moet worden gestart. Er zijn twee mogelijke niveaus van beledigend gedrag van een advocaat. Het lagere niveau is onbevredigend professioneel gedrag, terwijl het hogere niveau dat wel is professioneel wangedrag. Deze zijn gedefinieerd in Voorschrift 20.32. Kort gezegd omvat onbevredigend professioneel gedrag echter ook gedrag ‘dat niet voldoet aan de standaard van bekwaamheid, toewijding en gedrag die een lid van het publiek mag verwachten van een advocaat’. Professioneel wangedrag omvat ‘gedrag dat een substantieel of consistent onvermogen impliceert om redelijke normen van bekwaamheid en toewijding te bereiken’.

Voorschrift 20.33(3) en (4) specificeren de voorwaarden waaronder de Raad een procedure kan starten tegen een geregistreerde advocaat. Wanneer de Raad oordeelt dat ‘er een redelijke kans bestaat dat de advocaat schuldig wordt bevonden aan onbevredigend professioneel gedrag’, dan mogen (d.w.z. naar eigen goeddunken) een procedure starten. Wanneer de Raad echter oordeelt dat er een redelijke kans bestaat dat de advocaat schuldig wordt bevonden aan een ernstiger strafbaar feit, met inbegrip van beroepsfouten, beschikt hij niet over een discretionaire bevoegdheid, en Dan moet je een procedure starten.

In deze zaak heeft de Raad na zijn onderzoek besloten dat het passend zou zijn om een ​​procedure te starten tegen negen beschuldigingen van mogelijk onbevredigend professioneel gedrag (dat wil zeggen het minder ernstige feit). Deze kosten bestonden uit drie groepen:

  1. schending van paragraaf 17 van de Gedragscode door het niet adequaat en correct verstrekken van informatie aan de klant over de moeilijkheden of risico's die gepaard gaan met het verkrijgen van patenten met betrekking tot: (a) het Idee; (b) de uitvinding die onderwerp is van de Eerste Specificatie; en (c) de uitvinding die onderwerp is van de Tweede Specificatie (kosten 1-3);
  2. schending van paragraaf 14 van de Gedragscode door het niet goed informeren van de klant over de moeilijkheden of risico's die gepaard gaan met het verkrijgen van patenten met betrekking tot: (a) het Idee; (b) de uitvinding die onderwerp is van de Eerste Specificatie; en (c) de uitvinding die onderwerp is van de Tweede Specificatie (kosten 4-6); En
  3. schending van subparagraaf 13, lid 2, van de Gedragscode door het niet documenteren van advies dat aan de klant is gegeven met betrekking tot: (a) het Idee; (b) de uitvinding die onderwerp is van de Eerste Specificatie; en (c) de uitvinding die onderwerp is van de Tweede Specificatie (kosten 7-9).

Het idee – aanklacht afgewezen

Wat betreft het idee – en de daarmee samenhangende tenlasteleggingen 1, 4 en 7 – heeft het Tribunaal (in [93]) bepaald dat de aanbeveling van de advocaat aan de cliënt dat ‘twee afzonderlijke voorlopige aanvragen moeten worden opgesteld en ingediend in plaats van het aanvragen van octrooien’ bescherming met betrekking tot het Idee werkt, was in feite een erkenning dat het idee zelf geen geschikt onderwerp was voor bescherming onder het octrooisysteem' en dat zodra deze aanbeveling was gedaan, 'het idee ophield te bestaan ​​als een concept waarmee [de advocaat] een verplichting om te adviseren.'  Deze drie aanklachten werden daarom afgewezen.

De eerste specificatie – Onvoldoende openbaarmaking

De moeilijkheid of het risico bij het aanvragen van octrooibescherming voor de uitvinding die het onderwerp is van het Eerste Specificatie zou zijn gelegen in de ontoereikendheid van de beschrijving ter ondersteuning van de uitvinding, bestaande uit structurele of mechanische aanpassingen om een ​​cruiseschip geschikt te maken voor gebruik als woon-pension, dat werd gedefinieerd in de conclusies. Hoewel de advocaat om aanvullende details vroeg, werden deze nooit verstrekt. Uiteindelijk verzocht de advocaat dat de cliënt het conceptspecificaties zou beoordelen en, als er geen wijzigingen nodig waren, dat deze zouden worden goedgekeurd voor indiening. Het gevolg van het gebrek aan details zou zijn geweest dat een voorlopige aanvraag op basis van de Eerste Specificatie niet effectief zou zijn geweest bij het vaststellen van een prioriteitsdatum, zodat eventuele toekomstige octrooirechten door latere openbaarmakingen in gevaar zouden zijn gekomen.

Twee getuigen-deskundigen (d.w.z. ervaren octrooigemachtigden), opgeroepen namens respectievelijk de Raad en de advocaat, waren het er in grote lijnen over eens dat een competente advocaat op de hoogte zou zijn geweest van de openbaarmakingsvereisten om een ​​prioriteitsdatum vast te stellen, en zijn cliënt zou hebben geïnformeerd alvorens een procedure af te ronden. indien er een risico bestond dat niet aan deze vereisten zou worden voldaan (zie [100]-[101] van de beslissing van het Tribunaal).

Het Tribunaal oordeelt dat de advocaat heeft nagelaten dit risico bekend te maken en de cliënt op passende wijze te adviseren, en dat de daarmee verband houdende tenlasteleggingen 2 en 5 bewezen zijn.

De tweede specificatie – Gebrek aan octrooieerbaar onderwerp

De moeilijkheid of het risico bij het zoeken naar octrooibescherming voor de uitvinding die het onderwerp is van de Tweede Specificatie zou de waarschijnlijkheid zijn dat claims gericht waren op een zakelijk plan, en/of op een dergelijk plan, geïmplementeerd met behulp van computertechnologie die geen enkele technische verandering of verbetering met zich meebracht. naar een computer, het is onwaarschijnlijk dat het een voor octrooi in aanmerking komend onderwerp omvat. De twee getuigen-deskundigen waren het erover eens dat de Tweede Specificatie onderwerpen openbaarde en claimde die waarschijnlijk niet octrooieerbaar waren (althans onder de Australische 'manier van vervaardiging'-test), en dat een competente advocaat dit zou hebben onderkend en hun cliënt dienovereenkomstig zou hebben geïnformeerd.

Het Tribunaal oordeelt dat de advocaat dit probleem in eerste instantie had onderkend en het risico tenminste twee keer aan de cliënt had bekendgemaakt. Dienovereenkomstig werd aanklacht 3 – met betrekking tot de verplichting van de advocaat om materieel relevante informatie openbaar te maken – niet opgemaakt en afgewezen.

Het Tribunaal oordeelde echter verder (in [118]) dat:

[de advocaat] is bij het opstellen van de Tweede Specificatie niet op dat advies teruggekomen, terwijl het risico zich acuter had moeten openbaren. Ook had op dat moment het karakter van de vermeende uitvinding als bedrijfsmethode, of louter een opzet, duidelijk moeten zijn. Het feit dat [de advocaat] niet over deze problemen heeft geadviseerd, getuigt van een gebrek aan competentie met betrekking tot de werkzaamheden die hij voor [de cliënt] heeft verricht.

De overeenkomstige beschuldiging 6 was dus bewezen.

Het onvermogen om advies te documenteren

Het Tribunaal oordeelde (op [125]) dat de advocaat de cliënt geen ‘enig betekenisvol gedocumenteerd advies had gegeven en alleen de meest vluchtige dagboekaantekeningen had bewaard van eventuele mondelinge adviezen over risico’s die waren verstrekt’. Uit het bewijsmateriaal van de twee deskundigen blijkt dat ‘goede documentatie een kernonderdeel is van de praktijk van een competente octrooigemachtigde’. Het onvermogen om advies goed te documenteren voldeed dus niet ‘aan de standaard van bekwaamheid, toewijding en gedrag die een gewoon lid van het publiek mag verwachten van een advocaat’ (in [126]).

De overeenkomstige ten laste gelegde feiten 8 en 9 zijn derhalve bewezen verklaard.

Discussie – Verkeerde verwachtingen?

Het is niet ongehoord dat een advocaat een cliënt op de hoogte brengt van moeilijkheden of risico's die zich kunnen voordoen bij het nastreven van octrooibescherming voor een uitvinding, en dat de cliënt de advocaat niettemin opdracht geeft verder te gaan. Hiervoor zijn veel mogelijke redenen. De klant kan een commercieel voordeel zien in het in behandeling hebben van een aanvraag, ook al zijn de vooruitzichten om uiteindelijk octrooirechten veilig te stellen klein. Ze zijn misschien bereid het risico te accepteren, zelfs als de kansen aanzienlijk tegen hen zijn. In het geval van in computers geïmplementeerde uitvindingen – een gebied waarop het recht al vele jaren in beweging is – kunnen zij de hoop koesteren dat latere gebeurtenissen (dat wil zeggen latere gerechtelijke uitspraken of zelfs wetswijzigingen) de vooruitzichten kunnen verbeteren terwijl de aanvraag nog in behandeling is.

Er is in principe geen probleem als een advocaat in dergelijke omstandigheden instructies aanvaardt om verder te gaan. Maar er is bijzondere zorg nodig om ervoor te zorgen dat de cliënt goed wordt geïnformeerd en volledig inzicht heeft in de risico's. Het octrooirecht is buitengewoon complex, en onervaren cliënten begrijpen mogelijk niet de volledige betekenis van de informatie en het advies dat hen mondeling door een advocaat wordt verstrekt. Het is duidelijk dat de cliënt dat in dit geval heeft gedaan niet zijn zich ten volle bewust van de moeilijkheden waarmee hun toepassingen te maken zouden krijgen. Tegen de tijd dat de twee octrooispecificaties waren opgesteld, had de opdrachtgever duidelijk de verwachting gewekt dat deze zouden resulteren in verleende octrooirechten. Pas toen van niet één, maar twee andere octrooigemachtigden tegengestelde meningen werden verkregen, raakte de cliënt ontevreden, wat uiteindelijk resulteerde in de klacht bij de Raad.

In dit geval lijkt het erop dat ondanks de vroege en – zoals het Tribunaal oordeelde – voldoende waarschuwing van de advocaat over de niet in aanmerking komen van zakelijke methoden voor octrooibescherming, de cliënt vervolgens tot de overtuiging kwam dat de door de advocaat aanbevolen strategie om twee afzonderlijke aanvragen op te stellen en in te dienen op de een of andere manier dit probleem omzeilen. Dit is wellicht begrijpelijk. Wanneer een cliënt een volledige octrooispecificatie en tekeningen ontvangt, inclusief een gedetailleerde beschrijving van de uitvinding en een reeks zorgvuldig opgestelde claims, is het niet moeilijk voor te stellen hoe hij zou kunnen aannemen dat de advocaat zijn aanzienlijke vaardigheid en ervaring heeft aangewend om iets te produceren dat heeft goede vooruitzichten om te resulteren in verleende octrooirechten. Het feit dat er geen enkele vaardigheid en ervaring bestaat die een duidelijk niet-octrooieerbaar idee, zoals een bedrijfsplan, patenteerbaar kan maken, is iets dat niet meteen duidelijk zal zijn voor een cliënt die geen ervaring of kennis heeft van de relevante materie. wet. De cliënt vertrouwt op zijn advocaat om dat advies te geven, en de advocaat heeft op zijn beurt de plicht ervoor te zorgen dat de cliënt het advies begrijpt dat hij krijgt, en de gevolgen die kunnen voortvloeien uit zijn beslissingen en instructies op basis van dat advies.

Met betrekking tot de ontoereikendheid van openbaarmaking in de Eerste Specificatie blijkt uit het bewijsmateriaal (zoals weerspiegeld in de beslissing van het Tribunaal) dat hoewel de advocaat om aanvullende details vroeg, de cliënt nooit op de hoogte of naar behoren werd geïnformeerd over de mogelijk fatale gevolgen van het niet vermelden van dergelijke details. Bovendien heeft de advocaat vervolgens aan de cliënt verklaard dat de specificatie in orde was voor deponering, onder voorbehoud van eventuele wijzigingen daarin de cliënt zou willen maken. Bij gebrek aan passende informatie en advies kon de cliënt in dit stadium niet weten welke wijzigingen nodig zouden kunnen zijn om te voldoen aan de wettelijke vereisten om een ​​prioriteitsdatum vast te stellen. En de advocaat, zo lijkt het, was bereid om de specificatie af te ronden en in te dienen, vermoedelijk wetende wat de cliënt niet deed: dat de beschrijving niet de ondersteunende onthulling voorzag die nodig was om een ​​prioriteitsdatum vast te stellen of om de uiteindelijke verlening van een patent voor de specificatie te ondersteunen. beweerde uitvinding.

Conclusie – Duidelijke communicatie is de sleutel

U vraagt ​​zich misschien af: hoe kan een gekwalificeerde en ervaren octrooigemachtigde er niet in slagen een cliënt op de hoogte te stellen van mogelijk fatale tekortkomingen in twee voorgestelde octrooiaanvragen? Ik speculeer hier noodzakelijkerwijs een beetje, maar ik geloof niet dat dit te wijten was aan een gebrek aan juridische kennis of technische competentie van de kant van de advocaat. Ik acht het waarschijnlijker dat wat we hier hebben is een gebrek aan communicatie. Gaandeweg bleek dat de advocaat zich op het standpunt had gesteld dat de doelstellingen van de cliënt vooral commercieel waren, op relatief korte termijn, en niet noodzakelijkerwijs vereisten dat er uiteindelijk patenten moesten worden verleend. De cliënt daarentegen ging er duidelijk van uit dat de inspanningen van de advocaat vooral gericht waren op het veiligstellen van toegekende octrooirechten.

Advocaten moeten in gedachten houden dat de verantwoordelijkheid voor dit soort misverstanden zelden of nooit bij de cliënt zal liggen. Het is de advocaat die over de relevante kennis en kunde beschikt. De advocaat heeft de plicht de cliënt te informeren en te adviseren over alle relevante zaken, en ervoor te zorgen dat de doorlopende instructies van de cliënt gebaseerd zijn op een goed begrip van het advies van de advocaat. Als de cliënt het advies niet heeft begrepen en geen voldoende geïnformeerde instructies geeft, is het de verantwoordelijkheid van de advocaat om dit te onderkennen en de nodige acties te ondernemen om de zaken voor de cliënt te verduidelijken.

Ik suggereer niet dat dit altijd gemakkelijk is. Cliënten brengen een breed scala aan eerdere ervaring en verfijning mee in hun interacties met advocaten. Sommige instructeurs, zoals bedrijfsjuristen en buitenlandse octrooigemachtigden, zullen zelfs het meest bondige en juridisch precieze advies gemakkelijk begrijpen. Aan de andere kant van het spectrum bevinden zich totaal nieuwelingen op het gebied van het IP-systeem, die tijdens hun hele reis mogelijk gedetailleerde uitleg, educatie en hand-holding nodig hebben. Ik heb in de loop der jaren met een aantal van dit soort klanten gewerkt, dus ik weet dat het hard werken kan zijn. Maar als je dit marktsegment bedient, dan hoort dat bij het vak.

Uit ervaring zeg ik ook dat een advocaat niet onfeilbaar hoeft te zijn. Klanten zullen een eerlijke miscommunicatie of misverstand vergeven. Wat ze minder snel zullen vergeven, is dat een advocaat weigert de verantwoordelijkheid te aanvaarden voor een misverstand of, erger nog, te horen krijgt dat hij (dat wil zeggen de cliënt) ervoor moet betalen. Dat zou een verdere boodschap kunnen zijn die geregistreerde advocaten uit deze beslissing kunnen halen.


Naschrift – over het niet noemen van namen

Het is lange tijd mijn beleid geweest om de partijen niet bij naam te noemen als ik verslag uitbreng over disciplinaire beslissingen van het Tribunaal. Dit is niet bedoeld om de identiteit van de advocaten tegen wie de klacht is ingediend, of hun kantoor, te verbergen. Ze worden genoemd in de beslissing van het Tribunaal, die beschikbaar is voor het publiek en waarnaar ik een link heb gegeven.

Bij het nemen van beslissingen over straffen houdt het Tribunaal rekening met het feit dat de bevoegdheden om een ​​beoefenaar te disciplineren niet bestraffend van aard zijn, maar bedoeld zijn om de gemeenschap te beschermen. Er zijn uiteraard onvermijdelijk punitieve gevolgen verbonden aan elke negatieve bevinding, zoals potentiële reputatieschade, ongeacht de omvang van de disciplinaire maatregelen.

Niettemin ben ik van mening dat het benoemen van de partijen in deze blog, die de neiging heeft hoog te scoren in zoekopdrachten op internet die zijn gericht op het Australische octrooirecht en de Australische octrooipraktijk, zou kunnen resulteren in onbedoelde extra nadelige – en dus bestraffende – gevolgen voor die partijen. Ik ben slechts een commentator, geen journalist, en ik wil niet verantwoordelijk zijn voor dergelijke gevolgen. Ik vertrouw erop dat de lezers dit standpunt zullen begrijpen en respecteren.

spot_img

Laatste intelligentie

spot_img