Azam Cheema, het hoofd van de inlichtingendienst van LeT, overleed aan een hartaanval in Faisalabad. Zijn overlijden heeft echter aanleiding gegeven tot wijdverbreide speculatie in Pakistaanse jihadistische kringen, vooral na de mysterieuze dood van verschillende LeT-leden in de afgelopen maanden.

Pakistan heeft beweerd dat Indiase instanties verantwoordelijk zijn voor deze moorden, een bewering die India heeft weerlegd.

Terwijl New Delhi beweerde dat het niet zo’n ‘dodenlijst’ hanteert, zou Cheema, als zo’n lijst wel bestond, waarschijnlijk aan de top hebben gestaan ​​naast JUD-chef Hafiz Saeed en JeM-chef Maulana Masood Azhar.

Cheema speelde een belangrijke rol bij het plannen van de terreuraanslagen van 26/11, evenals de treinbombardementen in Mumbai in juli 2006, samen met tal van andere terroristische incidenten in India. Zijn dood bevestigt voor Indiase instanties opnieuw de aanwezigheid van een erkende terrorist op Pakistaans grondgebied, ondanks de herhaalde ontkenningen van Islamabad. Volgens inlichtingenbronnen werd Cheema beschreven als een moeilijk te vinden LeT-agent die Punjabi sprak, een baard had en fysiek goed gebouwd was. Begin jaren 2000 woonde hij met zijn vrouw en twee kinderen in Bahawalpur, Pakistan.

Nadat hij in de Afghaanse oorlog had gediend, werd Cheema erkend vanwege zijn expertise in het lezen van kaarten, met name die van India.

In 2008 bekleedde Cheema de functie van LeT-commandant voor Bahawalpur in Pakistan. Gedurende deze tijd werd hij aangesteld als operationeel adviseur van Lashkar's senior figuur Zaki-Ur-Rehman Lakhvi. Hij nam actief deel aan de planning, executie en training van rekruten voor de aanslagen in Mumbai van 26/11. Het Amerikaanse ministerie van Financiën identificeert hem als een 'sleutelcommandant' in de operaties van LeT en wijst op zijn connecties met het Al-Qaeda-netwerk van Osama bin Laden. LeT werd in december 2001 door de VS en in mei 2005 door het VN-Comité aangewezen als een buitenlandse terroristische organisatie.